Op grond van de Wet arbeid en zorg (Wazo) hebben ouders recht op 26 weken onbetaald ouderschapsverlof. De medewerker, die op grond van de Wazo ouderschapsverlof opneemt, heeft recht op doorbetaling van een percentage van zijn salaris en de toegekende salaristoelage(n) over dit verlof gedurende ten hoogste 13 maal de formele arbeidsduur per week. In de onderstaande informatie wordt ingegaan op de (aanvullende) regels met betrekking tot het betaald ouderschapsverlof.
De medewerker heeft recht op betaald ouderschapsverlof als hij:
Als de medewerker verantwoordelijk is voor de verzorging van een tweeling of een meerling, heeft hij recht op betaald ouderschapsverlof voor één kind. Op grond van de Wet Arbeid en Zorg bestaat er voor het tweede kind of de andere kinderen wel recht op onbetaald ouderschapsverlof.
De medewerker overlegt met de werkgever over de wijze waarop (duur en omvang) het ouderschapsverlof wordt opgenomen. Van het voorstel/verzoek van de medewerker kan alleen op grond van een zwaarwegend dienstbelang worden afgeweken.
De werkgever en de medewerker kunnen onderling afspreken welke gedeelte(n) van het ouderschapsverlof betaald of onbetaald zijn. De medewerker heeft maximaal recht op 13 x de arbeidsduur per week aan betaald ouderschapsverlof en 13 x de arbeidsduur per week aan onbetaald ouderschapsverlof.
Over de tijd waarin de medewerker betaald ouderschapsverlof geniet, krijgt hij, bij schaal 6 en hoger tot maximaal 50% van zijn salaris en de toegekende salaristoelage(n) doorbetaald. Voor de overige schalen zijn de volgende maximale doorbetalingspercentages vastgesteld:
Schaal 1 | 90% |
Schaal 2 | 85% |
Schaal 3 | 80% |
Schaal 4 | 70% |
Schaal 5 | 60% |
Schaal 6 en hoger | 50% |
De werkgever vult het loon aan tot het percentage in de tabel. Bij de berekening van het door te betalen loon wordt er altijd vanuit gegaan dat de medewerker de maximale ouderschapsverlofkorting ontvangt.
De medewerker bouwt gedurende het ouderschapsverlof alleen vakantieverlof op over de gewerkte uren.
Een medewerker kan op grond van onvoorziene omstandigheden de werkgever verzoeken om het ouderschapsverlof niet voort te zetten of te onderbreken. Het honoreren van een dergelijk verzoek heeft tot gevolg dat het ouderschapsverlof wordt opgeschort (art. 6:5 lid 5). Een dergelijk verzoek kan alleen worden afgewezen als een zwaarwegend dienstbelang zich daartegen verzet.
Als de medewerker binnen zes maanden na het einde van het betaald ouderschapsverlof ontslag neemt of disciplinair wordt ontslagen, moet hij het salaris en de toegekende salaristoelage(n) die gedurende het verlof zijn doorbetaald, terugbetalen. Deze verplichting geldt niet wanneer de medewerker een baan accepteert bij een andere gemeente. Ook geldt deze verplichting niet als de medewerker zijn partner volgt, die elders in het land een baan accepteert. Als de medewerker binnen drie maanden na het einde van het betaald ouderschapsverlof op eigen verzoek minder gaat werken, moet hij over de uren dat hij minder gaat werken de tijdens het betaald ouderschapsverlof het doorbetaalde salaris en de toegekende salaristoelage(n) terugbetalen.
Gedurende de periode van ouderschapsverlof wordt volledig pensioen opgebouwd. De verschuldigde bijdrage aan het ABP blijft dus gelijk. De opname van het onbetaald ouderschapsverlof kan wel invloed hebben op de betaling en afdracht van pensioenpremies.