Iedere medewerker heeft recht op ten minste 144 uur vakantie per jaar met behoud van bezoldiging. Dit aantal uren is gebaseerd op een voltijdsbetrekking.
Voor een medewerker met een deeltijdbetrekking wordt het aantal van 144 naar evenredigheid berekend. De vakantie van medewerkers die van de seniorenregeling gebruik maken wordt naar evenredigheid verminderd.
De werkgever kan een regeling vaststellen die medewerkers op basis van volbrachte diensttijd of bereikte leeftijd extra vakantie-uren toekent. Medewerkers die recht hebben op een toelage onregelmatige dienst en medewerkers die zich buiten de voor hen geldende werktijden beschikbaar moeten houden voor werkzaamheden hebben recht op 14,4 uur extra vakantie per jaar.
Voorwaarde is wel dat het onregelmatige werk en de beschikbaarheidsdiensten in belangrijke mate regelmatig plaatsvinden. Jaarlijks kan de medewerker in het kader van het IKB een verzoek indienen om extra vakantieuren te kopen.
Jaarlijks kan de medewerker op grond van artikel 3:36 een verzoek indienen om vakantieuren te verkopen.
De werkgever beslist over het verlenen van de vakantie. Hierbij wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met de wensen van de medewerker. De belangen van de dienst alsmede die van de andere medewerkers worden daarbij meegewogen. De werkgever dient opname van vakantie actief te stimuleren. De vakantie kan worden opgesplitst. Een medewerker moet wel in de gelegenheid worden gesteld ten minste 10 dagen aaneensluitend vakantie te genieten. De vakantie wordt zoveel mogelijk verleend in het tijdvak van 1 mei tot 1 oktober.
Wanneer dit om redenen van dienstbelang niet mogelijk is, kan de werkgever de vakantie of het aaneengesloten gedeelte verlengen met 1/3 deel. De medewerker wordt in de gelegenheid gesteld vakantie op te nemen op officiële feestdagen, die met zijn geloof of culturele achtergrond samenhangen, niet zijnde de christelijke feestdagen.
Ook moet de medewerker vakantie kunnen opnemen ter gelegenheid van het huwelijk of geregistreerd partnerschap van nabije familie en bij zijn verhuizing.
Om verschillende redenen kan een medewerker zijn vakantie in een jaar niet hebben opgemaakt. Als een medewerker zijn vakantie niet heeft opgemaakt:
De werkgever kan een regeling vaststellen, waarin een minimum aantal uren wordt gesteld, die, wanneer ze aan het einde van het jaar over zijn, omdat een medewerker op zijn eigen verzoek zijn vakantie in een jaar niet heeft opgemaakt, zonder verzoek kunnen worden meegenomen naar een volgend jaar.
Wanneer om de hier genoemde redenen vakantie doorschuift naar een volgend kalenderjaar, mag in een kalenderjaar nooit meer vakantie opgenomen worden dan anderhalf maal het aantal uren waarop de ambtenaar jaarlijks recht heeft.
Er is een beperking aan het doorschuiven van vakantie. Uiteindelijk vervalt wettelijk verlof en verjaart bovenwettelijk verlof. De termijnen hiervoor zijn verschillend.
Vakantie-uren die de medewerker bij zijn ontslag nog over heeft (en die dus niet vervallen of verjaard zijn), worden aan hem uitbetaald. Per vakantie-uur wordt een bedrag uitgekeerd van 1/156 gedeelte van het zo nodig naar een volledige betrekking herberekende salaris van de medewerker per maand.
Op deze vergoeding worden loonbelasting, sociale premies, inkomensafhankelijke ziektekostenbijdragen en ABP-premies ingehouden. De medewerker, die ontslag wordt verleend, kan in overleg met de werkgever zijn vakantie-uren ook voor de ontslagdatum opnemen.
Een verleende vakantie kan worden ingetrokken wanneer dringende redenen van dienstbelang dat noodzakelijk maken. Wanneer de medewerker hierdoor op een dag slechts gedeeltelijk vakantie heeft kunnen genieten, worden deze uren als niet verleend beschouwd. Wanneer een medewerker als gevolg van het intrekken van de vakantie schade lijdt, wordt deze aan hem vergoed. Te denken valt hierbij aan de annuleringskosten van een vakantie.
Aan een medewerker, die tijdens zijn vakantie bepaalde voordelen derft die aan zijn betrekking zijn verbonden, kan een vergoeding gegeven worden.